De Eagles-song “Hotel California” bevat de fameuze laatste zin: “You can check-out any time you like, but you can never leave.”. Je kunt weg van de mooie plek, maar de herinnering is blijvend.

Ik merk dat steeds meer mensen willen uitchecken uit de realiteit van alle dag. Uitchecken van de problemen en tegenvallers die ze in hun leven ondervinden. De Covid crisis stijgt ons tot aan de lippen, eenzaamheid, ontregeling van ritmes, waarmee we nauwelijks goed om kunnen gaan. In een wereld die tot voor kort zo maakbaar leek is Covid-19 een moeilijke hindernis, een nauwelijks te accepteren realiteit met avondklok en al. Waar we voor Covid-19 op heel veel manieren konden uitchecken (uit eten, bioscoop, feesten, vakantie etc.), willen we nog steeds uitchecken in de kleine ruimte die er nog over is gebleven. We zien meer mensen in psychische problemen, meer die het gezelschap van anderen missen, geen contact, geen samenzijn, waardoor we  meer gebruik van drank en drugs zien. We willen wegvluchten van dit alles, er even niet meer zijn, uitchecken.

Ik nodig je juist uit om in te checken. Inchecken bij jezelf, juist door die kleine leefwereld die resteert. Telkens als je incheckt ontmoet jij jezelf weer. Dat is dé kans om dat kleine, leuke, ontwapenende jongetje of meisje in jezelf te ontmoeten, die nog geen weet had van virussen en bedreigingen.

Check-in bij dat deel van jezelf dat nog vreugde kent, dat ook nog vriendschap in het alleen zijn ervaart, dat nog onbezorgd kan kijken naar de dag van morgen en die jou nog nooit heeft verlaten. En met die wonderlijke ervaring van jezelf weer echt voelen, jezelf weer echt ervaren, wordt de wereld anders. Op de grote levensschaal komen we uiteraard een keer in de  post-Covid periode, maar, veel belangrijker, op de kleine persoonlijke schaal van jezelf raak je meer dan ooit tevoren verbonden met jezelf. En dan, op andere moeilijke momenten in je leven, ga je weer in contact met jezelf in het besef dat je dat nooit kwijt kan raken.

“You can check-out any time you like, but you can never leave.”

Eduard Baas